|
|
|
Door het verzakken was de molenromp ernstig gescheurd
Enkele van de schroefvijzels (hier van binnenuit gezien)
|
Molen van Goidschalxoord een beetje rechter gezet
Dankzij de hoofdprijs in het programma ‘Monumenten’ is de restauratie van de molen van Goidschalxoord tenslotte van start gegaan. In de loop van bijna drie eeuwen was deze molen geleidelijk schever gezakt. Belangrijke oorzaak is de dijk waar het molenerf tegenaan ligt. De bodem ter plaatse bestaat uit een dik veenpakket dat afgedekt is met zachte klei. Het gewicht van de dijk drukt de bodem langzaam in en neemt hierdoor de molen mee.
Dat dit proces een lange geschiedenis heeft, blijkt uit de werkzaamheden die tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw aan de molen werden uitgevoerd. De bovenzijde van de romp werd toen aangepast om het rollenkruiwerk weer horizontaal te kunnen leggen en de draagbalken van de zolders werden eveneens horizontaal gesteld. Dat laatste is ondermeer te zien aan een versnijding aan de binnenzijde van het metselwerk die aan één zijde de vloer op de gebruikelijke wijze draagt maar aan de andere zijde drie lagen baksteen boven de vloer uitsteekt.
Dit proces kan alleen beëindigd worden door de molen op heipalen te zetten. Daarbij diende de vraag zich aan of de molen weer recht gezet moest worden. Na lange deliberatie waaraan ook de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed deelnam, werd besloten de molen wel rechter te zetten, maar niet geheel. Daarvoor is een goede reden: toen de molen tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw werd hersteld, werden enkele nieuwe draagbalken geplaatst en werd de molen opnieuw ingericht. De consequentie van geheel recht zetten zou zijn dat een deel van de historische inrichting beschadigd zou moeten worden of zelfs verloren zou gaan. Het gehele gaande werk zou immers opnieuw uitgelijnd moeten worden, waarbij de molenstenen op plaatsen zouden komen waar ze nooit gelegen hebben. Het streven bij de restauratie van deze molen is juist om zoveel mogelijk historische getuigenissen te behouden; een klus die al moeilijk genoeg is doordat de molen gedurende een halve eeuw volkomen verwaarloosd was. Geheel recht zetten zou het laatste restje geschiedenis uit de molen verjagen. Bovendien heeft geen levende ziel de molen ooit recht zien staan. De toren van Pisa wordt toch ook niet recht gezet, terwijl dat technisch best mogelijk zou zijn?
Vrijdag 12 juni was het dan zover en ging het werk feestelijk van start. De molenromp was door aannemingsbedrijf P&G Hooghwerff uit Strijen stevig ingepakt en op een groot aantal schroefvijzels geplaatst waarna een even groot gezelschap van notabelen van ondermeer de gemeente Binnenmaas en bestuurders van Stichting Molencomplex Goitschalxoort met enorme moersleutels de vijzels aandraaide. Inmiddels wordt in de werkplaats van molenmaker Vaags in Aalten hard gewerkt aan de houten delen van de molen. Zie ook: www.molengst.nl
De vijzels worden aangedraaid. Op het groene kussen burgemeester Borgdorff van de gemeente Binnenmaas. Voorzitter Ron Tieman van de Stichting Molencomplex Goitschalxoort coördineert de trekkrachten.
|
|
Een deel van het historische interieur dat behouden kan blijven doordat de molen niet geheel recht is gezet. Geheel achteraan (maar op deze foto niet herkenbaar) een opnieuw gebruikte torenstijl uit een wipmolen.
Geen levende ziel heeft de molen ooit recht zien staan. De molen in 1905. (de foto is exact horizontaal genomen)
|
Vectordiagram waarin de werking van de molenwiek wordt verklaard. Door het draaien van de wieken maakt de lucht ten opzichte van de wieken een relatieve beweging tegengesteld aan die van de wieken. Samen met de windsnelheid vormt deze de schijnbare wind, die schuin invalt. Haaks op de schijnbare wind ontstaat ‘lift’; de kracht die vliegtuigen in de lucht houdt. Evenwijdig aan de schijnbare wind ontstaat ‘drift’ of luchtweerstand. Door de lift en de drift te ontleden in de beweegrichting van de wieken kan de resulterende 'nuttige' kracht (F, zie boven) berekend worden.
|
Turbulenties
Het artikel over turbulenties dat door Molenbehoud.nl in ‘de Molenwereld’ 2009 nr. 1 was geplaatst, heeft veel stof doen opwaaien. Op zich geen ongewoon fenomeen bij turbulenties.
Essentie van het artikel is dat de sinds ongeveer 35 jaar gehanteerde biotoopregel, die bedoeld was om molens te beschermen, door de ruimtelijke ontwikkelingen die in die periode hebben plaatsgevonden, meer en meer juist zelf een bedreiging gaat vormen voor de molens. Verschillende molens werden al verhoogd en andere werden verplaatst omdat voor nieuwe bouwactiviteiten de biotoopnorm eenvoudig werd genegeerd, waarna alleen nog aan de biotoopregel voldaan kon worden door de genoemde aanpassingen aan de molens. Deze aanpassingen veroorzaken echter aanzienlijke schade aan de cultuurhistorische waarde van molens. Voor de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten reden om een duidelijke waarschuwing af te geven door te dreigen verhoogde of verplaatste molens van de Monumentenlijst af te voeren. Te verwachten is dat deze bedreiging alleen maar verder zal toenemen. Daarom pleit Molenbehoud.nl voor een wettelijke regeling waarin het doel (het functioneren van een molen) wordt beschermd in plaats van de regeling zelf.
Een belangrijk aspect dat in de biotoopformules ontbreekt is de mate waarin de wind door objecten verstoord wordt. Er zijn voorbeelden van gebouwen die ruim boven de volgens de formule berekende hoogte uitsteken zonder enig merkbaar effect voor de molen, en omgekeerd gebouwen die onder de berekende hoogte blijven en juist wel merkbaar nadeel veroorzaken.
Een ander belangrijk aspect is de gebrekkige werking van de molenwieken zelf. Zouden de wieken een betere aërodynamische vorm hebben, dan zouden ze minder gevoelig zijn voor turbulenties in de wind. Zie de tekening op de pagina ‘Publicaties en presentaties’ van deze website. Omdat geen enkele molen meer over oude wieken beschikt, lijkt aanpassing daarvan in onoplosbare situaties de minste van twee kwaden.
Om een molen voldoende te laten functioneren in gewijzigde omstandigheden zal zorgvuldig aërodynamisch onderzoek nodig zijn. Dat kost bovendien veel minder dan verhogen of verplaatsen van molens. Op deze wijze kunnen de belangen van de gemeenschap én die van de molen beide behartigd worden.
Reacties op het artikel werden ontvangen via e-mail en telefoon, via het molenprikbord (via http://molen.prikpagina.nl, trefwoord: "Nico Jurgens") en in persoonlijke gesprekken. Aanvankelijk waren er relatief veel negatieve reacties die als kern hadden: je moet geen oude schoenen weggooien voor je nieuwe hebt. Om die vergelijking voort te zetten: niet alleen knellen die oude schoenen vreselijk, maar vooral zal er pas ruimte komen voor nieuwe schoenen nadat die oude zijn weggegooid. De nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt daartoe mogelijkheden. Handhaven van een oude regeling die stedenbouwers en projectontwikkelaars dwingt om de wet te overtreden, zal de molenbeweging alleen maar veel onnodige rechtszaken opleveren.
Al snel nam de discussie op het molenprikbord een positieve wending. Om medewerking te verkrijgen voor het behoud van vrije ruimte rond een molen is draagvlak nodig. Uitleggen dat een windmolen wind nodig heeft is net zo onnodig als uitleggen dat een auto brandstof nodig heeft. Daar zit het probleem niet. Grond is kostbaar. Als er vanwege een molen niet (hoog) gebouwd mag worden, moet de gemeenschap een offer brengen. Om de gemeenschap daartoe te bewegen is goede PR noodzakelijk. Op het prikbord werden daartoe al enkele ideeën geopperd. Er is nog een wereld te winnen.
Molenbehoud.nl hoopt met dit artikel aangetoond te hebben dat het loslaten van stokpaardjes ruimte opent voor het vinden van creatieve oplossingen.
|
|
De Kortrijkse Molen bij Breukelen ondervindt geen noemenswaardige hinder van Hotel China als de wind daarover strijkt, hoewel het gebouw ver boven de norm volgens de biotooprichtlijn uitsteekt.
Molentrio bij Zoeterwoude. In de gefotografeerde richting staan de windgeneratoren ver achter molen ‘Zelden van Passe’. De techniek schrijdt voort.
|
Tekening van een rosmolen door de Hongaarse schilder Jankó János
(1833 – 1896).
De stijlen die de kegelvormige kap dragen, bestaan hier uit nauwelijks bewerkte delen boomstam. Op geringe hoogte boven de grond bevindt zich een reusachtig tandwiel waarbinnen meestal drie paarden liepen die de molen voort trokken.
|
Rosmolen in Leidsche Rijn?
Voorafgaand aan het bouwrijp maken van het Vinex-gebied Leidsche Rijn werd een Cultuurhistorische Effectrapportage opgesteld. Deze leidde ondermeer tot vele archeologische opgravingen waarvan met name die van vondsten uit de Romeinse Tijd het landelijke nieuws haalden. Minder spectaculair maar voor de geschiedenis zeker niet minder belangrijk is de vondst van een ronde structuur van paalsporen in opgraving LR64. De paalsporen die in een cirkel met een diameter van circa 12 meter liggen, dateren uit de periode 1200-1350. Een nauwkeuriger datering was helaas niet mogelijk. Vergelijkbare vondsten werden in Nederland nog niet gedaan. Deze opgraving werd verricht door archeologen van het Team Cultuurhistorie van de Gemeente Utrecht onder leiding van Linda Dielemans. Zij vroeg zich af of de paalsporen wellicht op een molen konden wijzen en wendde zich met deze vraag tot het secretariaat van The International Molinological Society - Nederland en Vlaanderen, dat de vraag doorspeelde naar Molenbehoud.nl.
Een windmolen kan worden uitgesloten: het meest algemene type in de genoemde periode, de standerdmolen, werd in die tijd gefundeerd op vier ondiep geplaatste houten blokken. De gevonden sporen wijzen op palen die veel te licht zouden zijn voor een stenen torenmolen en wijken bijvoorbeeld volkomen af van de fundering van de torenmolen van Achel. De gedachte aan een rosmolen lag niet voor de hand; oude vermeldingen van rosmolens zijn binnen de huidige grenzen van Nederland niet bekend. Toch lijkt de structuur overeenkomst te hebben met rosmolens zoals er bijvoorbeeld nog enkele museale exemplaren bestaan in Hongarije. Deze wijken volkomen af van de rosmolens in West- en Oost-Vlaanderen. Wel is het mogelijk dat er overeenkomst is met een rosmolen die in 1832 bestond in Sint-Anthonis (NBr.). In West-Duitsland is ook een dergelijke, eveneens verdwenen rosmolen bekend. Deze laten echter dezelfde grondsporen achter als veelhoekige veldstallen.
De oudste vermelding van een roskorenmolen die in de literatuur gevonden werd is een exemplaar in Beesd (Betuwe), genoemd in 1315. Uit de veertiende eeuw is slechts één andere vermelding bekend, uit 1389 (in Doorn). In alle eeuwen daarna blijven vermeldingen van roskorenmolens zeldzaam. Dit verbaast zeer omdat bekend is dat tijdens de feodale tijd op meerdere plaatsen handmolens in beslag werden genomen om het ontduiken van maalloon te verhinderen. Rosmolens zouden dan toch zeker ook genoemd moeten worden.
Volgens Perks in 'Zes eeuwen molens in Utrecht' gaat het maalrecht in Utrecht niet verder terug dan 1474. Als dat zo is, dan is dat ook heel verbazingwekkend, maar het zou een verklaring kunnen zijn van het vrijwel ontbreken van oude molenvermeldingen in die provincie.
Een belangrijk aspect is de ligging van het object op een plaats waar drie kapittels bijeenkwamen. Dit doet denken aan de locatiekeuze van veel middeleeuwse molens in Noord-Brabant, waarvan de molen bij Coevering algemeen bekend is. Nabij het object, dat vergezeld gaat van sporen van een hoeve en een hooiberg, maar verder geďsoleerd schijnt te liggen, werden talloze kleine fragmenten tefriet (basaltlava) gevonden. Op deze plaats lijkt het onwaarschijnlijk dat dit bouwafval is. Vergelijkbare vondsten werden gedaan in opgravingen van enkele molens uit de periode 1360-1550 waar het duidelijk om brokstukken van molenstenen gaat.
Zouden de aangetroffen paalsporen inderdaad van een rosmolen zijn, dan is deze vondst niet alleen van belang voor de molinologie, maar geeft deze tevens informatie over de omgeving (waarin dan twee of drie woonkernen verwacht mogen worden) en over het toepassen van het maalrecht dat in het bisdom dan blijkbaar afweek van het recht in de door graven en hertogen bestuurde gebieden.
Gedeelte van de opgravingstekening van LR64 met groen ingekleurd de paalsporen die mogelijk van een rosmolen zijn.
|
|
Behouden rosmolen in Tarpa, Hongarije. Zoals op de tekening van Jankó János (linkerkolom) te zien is, bevindt zich in de grote ruimte onder de kegelvormige kap een groot tandwiel. De maalstenen bevinden zich in de aanbouw, hier vooraan op de foto. Deze zijn voorzien van een spil met klein tandwiel dat aangedreven wordt door het grote tandwiel.
Foto T.M. van Engers, zomer 2006.
|
Ansichtkaart uit 1939 van molen De Korenbloem in Oploo
|
De Korenbloem in Oploo krijgt zijn geschiedenis terug
Op initiatief van Jan van Riet, secretaris van de Molenstichting Oploo-Wanroij en vrijwillig molenaar van de wind- en de watermolen aldaar, werd door genoemde stichting opdracht verleend aan Molenbehoud.nl om de geschiedenis van de standerdmolen te onderzoeken. Het boek De Brabantse Molens vermeldt over deze molen dat die in Oploo werd opgericht in 1800, en afkomstig zou zijn uit Den Dungen. Die laatste plaats had rond 1800 maar één windmolen, De Kleine Molen aan de Drieborcht bij de Poeldonk. De Kleine Molen was omstreeks 1600 uit ’s-Hertogenbosch overgebracht naar deze plaats. Jan van Riet hoopte dan ook te kunnen aansluiten bij het onderzoek naar de voormalige molens van ’s-Hertogenbosch dat door Molenbehoud.nl wordt uitgevoerd met behulp van vele vrijwilligers.
De Kleine Molen was écht een kleine molen, en het leek daarom al direct twijfelachtig of dit verhaal juist zou kunnen zijn. Al direct bleek dat de molen van Oploo pas veel later werd opgericht; enkele decennia nadat de Kleine Molen verdwenen was.
De vele inscripties in de molen wezen de weg. Veel daarvan waren thuis te brengen in Den Dungen en naaste omgeving. Het bleek dat de molen tot 1842 gestaan heeft in het Loo bij Halder nabij Sint-Michielsgestel. Die molen was in het begin van de negentiende eeuw gekocht door Hendrik Willem Peters, de vader van de bouwheer van de standerdmolen in Oploo. Dankzij de enthousiaste medewerking van Jef van Veldhoven, lid van de heemkundige vereniging De Heerlijkheid Herlaer, werd het bewijs gevonden dat het inderdaad de molen in het Loo is, die nu in Oploo staat. En passant werd ook nog gevonden dat de molen op de Genenberg aan de andere kant van Sint-Michielsgestel, eveneens gebouwd werd door Peter Peters; niet in 1841 zoals De Brabantse Molens vermeldt, maar in hetzelfde jaar als waarin De Korenbloem werd verplaatst. De molen op de Genenberg is dus de feitelijke opvolger van de standerdmolen. Die laatste kon dan weer goede diensten bewijzen in Oploo, waar de Molenbeek, ook genaamd het Peelbeexken, vaak te weinig water aanvoerde om de watermolen te laten functioneren.
Volgens eerder verschenen literatuur zou de molen in het Loo tweedehands gekocht zijn van Pieter Lus, oud-president-schepen van ’s-Hertogenbosch. Als het bewijs gevonden wordt dat de molen eerder in die stad stond, kan De Korenbloem bogen op een lange en interessante geschiedenis die teruggaat tot in de Late Middeleeuwen. Terug naar Onderzoek en advies
Meer informatie: www.bosschemolens.nl
|
|
Dankzij de inscripties kon De Korenbloem zijn geschiedenis terugkrijgen. Molenaars van de familie van Heeswijk (de initialen HVHW) waren er vooral in het midden van de Meierij van ’s-Hertogenbosch.
Fragment van de Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, verkend in 1838/39. De molen in het Loo is omcirkeld.
Klik op de foto voor een grotere weergave.
Het Loo, gefotografeerd vanuit Halder.
De molen stond tussen de boerderijen links en rechts op de foto. Rechtsboven de rechter boerderij is nog juist het torentje van Beekvliet te zien. Klik op de foto voor een grotere weergave.
|
Affiche van het congres dat op 26 september 2007 gehouden werd voor het project Kraina wiatraków powraca
(Het molenlandschap keert terug).
|
Belangstelling premier Balkenende
voor project Kraina wiatraków powraca
Dinsdag 25 en woensdag 26 maart 2008 bracht minister-president Balkenende een werkbezoek aan Polen, waar hij ondermeer in het Paleis aan het Water in Warschau te gast was bij zijn Poolse ambtsgenoot Tusk. Dinsdag had Balkenende ontmoetingen met Nederlandse ondernemers en met Lech Walesa, de leider van de vrije vakbond Solidarnosc in de jaren tachtig en wereldberoemd geworden door de stakingen in de scheepswerf van Gdansk. Die dag werd ook een bezoek gebracht aan cultureel erfgoed in de delta van de Wisla. In dit gebied zijn al in de late Middeleeuwen delen in ontginning gebracht door Hollanders. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog weken veel vanwege hun geloof vervolgde Mennonieten uit naar het noorden van Polen. Zij kregen niet de beste gebieden toegewezen, maar mochten zich slechts vestigen in moerasachtige delen in de delta van de Wisla. Deze delta heeft grote overeenkomsten met het Hollandse rivierengebied, en het is de vraag of de Mennonieten zich afgescheept, of juist als vis in het water voelden. Het gebied werd op Hollandse wijze in cultuur gebracht, uiteraard met behulp van windmolens. De meeste poldermolens stonden in de Marienwerder, het gebied dat nu behoort tot de Zulawy Wislane. De vele wipmolens, waterlopen en knotwilgen boden een landschap dat niet te onderscheiden was van de waarden en aangrenzende veengebieden in Nederland. (Ondanks dezelfde naam en historisch-geografische overeenkomst lijkt een relatie met de Marienwaard onwaarschijnlijk). Hoewel de Mennonieten tijdens de Tweede Wereldoorlog wederom werden verdreven en er van de vele poldermolens niet één behouden is, zijn in dit gebied nog vele sporen van deze geloofsgroep te vinden.
In Nowy Dwór Gdansky bracht premier Balkenende een bezoek aan het Mennonietenmuseum en het project Kraina wiatraków powraca, en in de omgeving werden enkele historische boerderijen bezocht.
Balkenende: “In Polen is honderden jaren Nederlandse expertise benut. Nu zie je dat weer gebeuren. Geweldig”. Daarmee gaf de premier blijk van zijn grote waardering voor de expertise die onder meer door Molenbehoud.nl wordt ingebracht voor de realisatie van de herbouw van één of meerdere Hollandse poldermolens.
|
|
Premier Balkenende in gesprek met (v.l.n.r.) Grzegorz Gola (vertegenwoordiger van de gemeente), Monika Jastrzebska (lid van Klub Nowodworski, die tevens optrad als tolk) en Barbara Chudzynska (voorzitter van Klub Nowodworski), die hem informeren over het project Kraina wiatraków powraca. Op de achtergrond ondermeer het restant van het waterwiel van een wipmolen die oorspronkelijk bij Ostaszewo stond. Foto: Marek Opitz.
Premier Balkenende bezocht ook het Mennonietenmuseum in Nowy Dwór Gdanski. Het museum is eveneens een initiatief van Klub Nowodworski.
Foto: Marek Opitz.
|